Backhand-tenniselleboog

Uit FysioPedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Tennisarm / tenniselleboog

De tennisarm wordt in het algemeen omschreven als een tendinopathie van de m. Extensor carpi radialis brevis (ECRB). Pijn wordt gevoeld t.h.v. de laterale epicondyl met vaak referred pain naar de laterale onderarmzijde. Provocatie van de pijn vindt plaats door knijpen van de hand en tijdens bovenhands tillen van voorwerpen, met name bij een geëxtendeerde elleboog. Bij biopsy-studies (1) blijken bij een tennisarm de collagene vezels minder goed gegroepeerd te liggen en er is een verhoogde vascularisatie. Opvallend is verder dat de klassieke ontstekingscellen niet gevonden worden in de pees. De vaak gebruikte term epicondylitis lateralis humeri geeft weliswaar de pijnlocalisatie goed weer, echter van een ontsteking lijkt dus geen sprake. De internationaal meer geaccepteerde benaming Lateral Epicondylalgia is dan ook een betere. Er worden meerdere indelingen gebruikt bij de tennisarm. De meest bekende is die van Dos Winkel. Deze is vooral gebaseerd op de letsellocatie in de ECRB (Type I – V).

De oorzaak van een tennisarm wordt gezocht in repeterende krachtige hand-bewegingen. Met name tijdens bewegingen waarbij de elleboog in extensie is, de pols zich in een palmairflexie bevindt en krachtig met de hand geknepen wordt, is het blessurerisico groter. Een herkenbaar voorbeeld is tijdens tennissen de backhandslag, indien deze met onvoldoende romprotatie (dus meer palmairflexie van de pols) en te veel extensie van de elleboog wordt uitgevoerd. Ter diagnosticering van de tennisarm worden naast de anamnese m.n. pijnprovocatietesten gebruikt, zoals het rekken van de ECRB en het extenderen van de middelvinger tegen weerstand. Indien de patient in de maximale rekpositie van de ECRB tegen weerstand tracht te dorsaalflexeren is dit bij een tennisarm altijd pijnlijk (t.h.v. de laterale epicondyl of in de spierbuik).

Is er tevens sprake van pijn in de hand, de mediale epicondyl of de bovenarm, dan is nader onderzoek van de proximale gewrichten aan te raden. Cervicale betrokkenheid kan relevant zijn. Ook glenohumerale instabiliteit kan leiden tot referred pain naar de laterale epicondyl. Anamnestisch is dan te verwachen dat de pijnprovocatie met name zal optreden tijdens elevatie van de arm, zoals bij een tennisopslag. De klassieke tennisarm heeft slechts een lokaal karakter: een pijnlijke laterale epicondyl of spierbuik van de ECRB met meestal ook een herkenbaar overbelastingsmoment (kort of langdurig) als oorzakelijk moment.

Er zijn diverse onderzoeken geweest naar de waarde van de verschillende behandelvormen. NSAID's blijken op korte termijn goed resultaat te geven. Op langere termijn scoort deze patientengroep echter slechter dan de controlegroep die een wait and see-beleid volgde. De fysiotherapiegroep heeft een sneller herstel dan de wait and see-groep. Na een jaar zijn er echter geen significante verschillen meer tussen wait and see en fysiotherapie (combinatie fricties, ultrageluid en oefeningen) (2). Ook het effect van shockwave is wetenschappelijk nader onderzocht. Echter volgens een Cochrane review (3) in 2006 verbeteren pijn en functie niet of slechts licht bij gebruik van shockwave-therapie. Ook het ellebooggewricht zelf kan verantwoordelijk zijn voor de laterale onderarmpijn. Een flexie- of extensiebeperking wordt frequent gevonden bij patienten met een tennisarmverwijzing. Behandeling bijvoorbeeld met MWM´s volgens Mulligan is dan de moeite van het proberen waard. Effectstudies rondom MWM's zijn helaas vaak single-case zodat er twijfels blijven rondom de werkzaamheid.

Literatuurlijst: 1. Khan KM, Cook JL, Bonar F, Harcourt P, Histopathology of common tendinopathies. 2. Smidt N e.a, Corticosteroid injections, physio, or a wait-and-see policy for LE, Lancet 2002. 3. Buchbinder R, Green SE, Youd JM, Assendelft WJJ, Barnsley L, Smidt N, Shock wave therapy for lateral elbow pain.